De stille meerderheid

Ik wilde weten hoe de ophef over de lawaaidemonstratie in het dorp landde en ging naar de nationale herdenking in Houten. Fietsend langs rijtjeshuizen, weidse plantsoenen en statige villa’s telde ik 24 vlaggen halfstok. De straten waren stil en gehuld in zonlicht. Een invalideautootje ronkte enkele minuten voor me uit en sloeg toen weer af.

Op de Loerikseweg begon het dorp te ontwaken. Een twintigtal fietsen leunden tegen de flanken van het bruine kerkgebouw. Twee mannen en vrouwen groetten elkaar in de steeg langszij. Enkele bezoekers liepen het kerkportaal binnen. Ik duwde mijn fiets over het grint naar een fietsstandaard en voegde me bij hen.

In de kerk hadden zo’n 200 mensen hun billen op de harde banken geschoven. Ze waren wit, overwegend in de vijftig en bebrild. Het plaatselijk koor opende met een voorzichtig maar maatvast Fauré, ondersteund door de fluistertonen van het pijporgel. Gastspreker Ad van Liempt verhaalde over twee lokale helden en sprak weloverwogen woorden over verzet. Het publiek luisterde aandachtig. Maria keek vanaf het altaar liefdevol op ons neer.

Vijf veteranen leidden de kerkgangers na afloop naar ´t zonlicht en ‘t Plein waar de herdenking zou plaatshebben. Naast de muziektent had zich een aanzienlijke menigte verzameld. Kinderen renden rond en werden teruggeroepen. Onder de platanen blies de fanfare warme melodieën richting de blauwe hemel. Boven het terras van de nabijgelegen herberg klonk het gekletter van glazen en bestek.

Ik kneep mijn ogen dicht tegen de laaghangende zon en koos een plek achter de blaaskapel. Als een getrainde antropoloog begon ik de plechtigheid te observeren. Eerst liet ik mijn blik vallen op al dat opviel want licht afweek van het decorum. De vrouw die op de klapstoel zat met de vingers in haar oren. De man naast me die strak in het pak stond maar de mooiste zin uit het zesde couplet van het Wilhelmus niet kende. Het meidenpopgroepje dat nét wat te hard over liefde en omarming zong. Het meisje uit de fanfare dat telkens achterom keek naar een vrouw die in ‘t publiek was bezweken.

Maar de meerderheid van de belangstellenden stond in ’t gelid, in een keurige kring rond het plein. In de binnenring hielden de meisjes en jongens van Scouting Schonauwen de wacht – gekleed in dieprode bloezen en met brandende fakkel in de hand. Achter hen vormde zich een haag van toeschouwers. Hun aaneen geregen lijven trokken een perfecte cirkel op het plein. Tijdens de twee-minuten-stilte blééf het stil. De stille meerderheid stond om het plein en keek berustend toe.

Op de terugweg bleef de cirkel van toeschouwers op mijn netvlies branden. Ik vermoedde een diepere betekenis, maar kon hem niet grijpen. Thuis zette ik de tv aan. Bij Nieuwsuur spraken Kim Putters en Rikko Voorberg over het door de lawaai-demonstraten opgeëiste recht om naast de slachtoffers ook de Nederlandse daders te herdenken – de Nederlandse militairen die in Indië oorlogsmisdaden hadden begaan. Bij Pauw werd over hetzelfde onderwerp met Gerdi Verbeet gepraat. Het ging over tolerantie. Volgens Verbeet ging tolerantie niet alleen om gedogen, maar ook om elkaar aanspreken op voor anderen kwetsend gedrag. ‘Maar dat doe je toch niet, dan krijg je tegenwoordig toch meteen een dreun naar je kop!’ riep Pauw vertwijfeld uit. En toen had ik het ineens.

Die cirkel die ik had gezien op het Houtense plein – die stille en braaf in ’t gelid staande meerderheid – die deed me denken aan de omstanders. De stille, zwijgende omstanders.

Een ander beeld schoof over dat van Pauw heen. Dat van een hoogbejaarde Roman Kent, Auschwitz overlevende en voorzitter van het Internationaal Auschwitz Comité. Tijdens de herdenking van Auschwitz zag ik hem op hetzelfde tv-scherm naar het spreekgestoelte schuifelen. Ondersteund door zijn kleindochter liep hij tussen de machtige regeringsleiders door naar voren. ‘Herinneren is niet genoeg´, sprak Kent met breekbare maar vastberaden stem. ‘Als ik de macht had, zou ik een elfde gebod aan de tien geboden toevoegen: gij zult nooit, nooit een passieve omstander zijn’.

´Wees nooit een passieve omstander´. Ik dacht aan ‘ons Nederland’, waar tachtig procent van de Joden werd vervolgd en omkwam tijdens de Holocaust, méér dan in al de omringende landen – behalve Duitsland en Polen uiteraard. Ik dacht aan ‘Rondom de stilte’ (2011), de indrukwekkende historische constructie van de herdenkingscultuur in Nederland die Rob van Ginkel voor het NIOD schreef. Verzet kwam in ons land relatief laat tot stand, schreef Van Ginkel. Er leefden weliswaar sterke anti-Duitse gevoelens, maar de ‘dominante houding’ was er een van ‘accommodatie en conformisme’.

De cirkel die ik zag op het plein in Houten was ordelijk en geruststellend. Ook ik sloot me keurig bij de rijen aan.

‘Ophef over de nationale dodenherdenking is zo’n beetje onderdeel geworden van onze herdenkingscultuur’, zei Pauw tegen een bevestigend knikkende Verbeet. Ik knikte mee en agendeerde alvast een nieuwe vergeten groep voor de herdenking van volgend jaar. Die van de stille meerderheid, de passieve omstanders. Want, zoals socioloog Zygmunt Bauman observeerde, er bestaat nauwe verwantschap tussen kwaad doen en kwaad toestaan.


About The Author

Hallo, ik ben Annette. Ik ben religiewetenschapper (MA) en cultureel antropoloog (PhD). Ik schrijf, onderzoek en adviseer over tal van kwesties rond religie en samenleving. In dit blog presenteer ik essays en columns met een meer ‘personal touch’.